De prijs van de vrijheid, een reisverhaal over Bogotá.
(Global Heart | Erik Haasnoot) Giovanni leeft op straat, waar niemand hem kent als Óscar Giovanni zoals hij in werkelijkheid heet. Iedereen noemt hem hier Gato, het Spaanse woord voor kat. Zo’n veertig jaar geleden werd hij geboren in de wijk La Hortúa, in het centrum van Bogotá.
Zwerver in Bogotá
‘Ik woon al vijf jaar op straat, weet je. Ik heb hier wel een huis vol spullen, maar ik ben liever vrij om te reizen, om nieuwe dingen te leren,’ vertelt hij. ‘Ik leef voor de kunst, ik hou ervan om zelf voorwerpen te maken. Zelf heb nog nooit voor iemand anders gewerkt. Nou ja, misschien maar twee weken, langer hou ik het niet vol. Ze hoeven mij niet te vertellen wat ik moet doen. Ik wil niet opgejaagd worden, weet je.’
Gato is klein en mager, met een spitse neus, een snor en flaporen onder een grote strooien hoed. Om zijn nek heeft hij een rol ijzerdraad hangen en daarmee maakt hij kleine kunstwerken die hij aan voorbijgangers verkoopt. Zo verdient hij wat geld om rond te komen. We staan te praten op een plein in Bogotá, bij een gaarkeuken waar soep wordt uitgedeeld. Ik zie veel daklozen rondhangen op het plein, er is geen enkele vrouw bij. Twee mannen slapen op een dunne deken op de grond, met een rugzak als kussen.
De gaarkeuken is gevestigd in een grote hal van een gebouw met aan de buitenkant een enorme muurschildering van een breed lachend jongentje dat op zijn hurken zit met een trompet en een saxofoon onder zijn arm, en een viool aan zijn knieën. ‘Arte para la vida…’ staat er bij geschreven, dat betekent kunst voor het leven. Een positieve boodschap voor deze omgeving zonder bekoring.
‘Hier krijgen we soep, ons ontbijt,’ zegt Gato terwijl hij richting het gebouw wijst. ‘En na het ontbijt gaan we aan het werk. Bij de kerken heb je ook goede mensen, mensen met een goed hart. En dan zijn er de buitenlanders die geld geven om eten te kopen. Ik leef op straat, maar per nacht betaal ik vijfduizend pesos voor onderdak en dat is goedkoop. Zo word ik niet overvallen, niet bestolen. En daar drink ik een borrel, weet je. Daar rook ik een jointje.’
Bogotá is een metropool met acht miljoen inwoners. Het aantal daklozen in de stad wordt geschat op tien- tot veertigduizend mensen. Volgens een onderzoek uit 2011 blijkt dat 44% van de daklozen op straat terecht is gekomen door geweld binnen het gezin en 34% door drugsgebruik, ook zijn veel mensen dakloos geworden doordat zij hun huizen moesten verlaten vanwege het gewapend conflict in Colombia. Degenen die overdag een beetje geld bij elkaar kunnen sprokkelen, brengen voor een klein bedrag de nacht liever door op een slaapzaal in een herberg. En dat is niet verwonderlijk want in Bogotá regent het vaak en kan het na zonsondergang erg koud worden. Bovendien is het er ‘s nachts niet veilig op straat.
Tijdens een graffiti tour door het stadscentrum vertelde de gids me dat er tijdens de Colombiaanse burgeroorlog steevast zwervers werden ontvoerd door rechtse paramilitaire groeperingen en dan werden ze buiten de stad, gekleed in guerilla uniform, doodgeschoten. Op die manier zijn er ongeveer vijfentwintigduizend mensen verdwenen.
‘Op straat kom je van alles tegen, dieven, moordenaars, van alles, mi hermano. Flikkers, gays. Je moet voor iedereen respect hebben, weet je. Als je je gedraagt gaat het altijd goed met je’ zegt Gato. Als een echte straatkat is hij zeer op zijn vrijheid gesteld, om te kunnen gaan en staan waar hij wil. Hij reist liftend door het hele land, meestal per vrachtwagen en soms een neemt hij een bus. ‘Popayán, Armenia, Medellín, de kust, Barranquilla, Cartagena, Florencia, Pitalito, Garzón, Gigante, La Plata, Dolores, Venadillo, Alvarado, overal ben ik geweest,’ vertelt hij trots.
We drinken een koffie verkeerd in een café aan het plein. Gato vraagt me of ik een grote fles Coca Cola voor hem kan kopen, dan kan hij die later delen met zijn vrienden.
‘Wij staan hier bekend als de gekken, weet je,’ zegt hij, kijkend naar de bodem van zijn koffiekopje. ‘Gekken, niet omdat we knettergek zijn, maar er gaat zo veel om in ons hoofd. En omdat we op straat leven. We vragen om eten, weet je. We bedelen. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar. We hebben het zwaar, nou ja zwaar, we hebben onze vrijheid, maar we zijn arm. Als we geld zouden hebben, leefden we niet op straat, hermano. We zijn arm en bescheiden.’
Bron: Global Heart
Je zou ook interesse kunnen hebben in: