Inspiratie

Het versierproces

(Sas’ Own Little World) Ik ben gewoon niet zo goed in dat man-vrouw-gedoe. Nooit geweest en soms vraag ik me wel eens af of ik het ooit nog eens echt zal leren. Het ergste is nog: als een ander bij me komt om raad over hoe hij/zij het aan moet pakken, weet ik altijd precies hoe diegene met een bepaalde situatie om moet gaan, maar zodra het op mezelf aankomt, kan ik spontaan mijn eigen adviezen niet meer opvolgen.

Het begint al bij de basisbeginselen: het naar de jongeman lachen, hem groeten en oogcontact maken. Als blikken elkaar al kruisen, kijk ik bij de meeste jongemannen zo snel mogelijk weg. Niets geen lange zwijmelende blikken. Iemand heeft in mijn brugklasagenda ooit geschreven “kijken als hij kijkt en als hij kijkt, vooral niet terugkijken”. Een fenomeen waarin ik nog steeds héél goed in ben. Lachen? Tenzij het echt een heel spontaan moment betreft, is het meestal als een boerinnetje met kiespijn. En niet zomaar kiespijn, maar kiespijn aan al mijn kiezen. Met heel veel moeite duw ik dan die mondhoeken enkele millimeters omhoog. Als je dan een glimlach terugkrijgt waarvan je je af gaat vragen of kiespijn soms besmettelijk is, wéét je dat je missie tot glimlachen mislukt is. Groeten gaat me al niet veel beter af. Misschien dat ik mijn lippen nog wel van elkaar weet te krijgen in een poging om iets van geluid uit te kramen, maar werkelijk geluid produceren met mijn stembanden? Ho maar.

Gelukkig zijn er uitzonderingen. In uitzonderlijke gevallen MOET je namelijk wel. Op feestjes/verjaardagen kun je moeilijk de jongeman negeren die naast je zit, aan de bar kun je moeilijk die leuke barman negeren die graag je bestelling op wil nemen, in restaurants kun je moeilijk niet aan die hartslagversnellende leuke ober vertellen wat je wilt eten of drinken, bij concertzalen kun je moeilijk je toegangskaart niet laten zien aan die mooie verschijning die de kaartcontrole doet, op het werk kun je moeilijk weigeren om met die ene leuk uitziende collega iets van communicatie uit te wisselen, bij de dierenarts kun je moeilijk niet de man die je huisdier beter helpt maken te woord staan. Zelfs die charmante goede-doelen-aansmeerder op straat kun je maar met moeite een nee verkopen als hij écht heel charmant is.

Maar goed, áls je dan de oogcontact-glimlach-hoi-fase gepasseerd bent, komen woorden hakkelend over je lippen. De meest vreemde en onlogische zinsconstructies stromen je mond uit. Dit vaak vergezeld van een hoofd zo rood als een tomaat of kreeft en een gevoelstemperatuur alsof je 60 graden koorts hebt. Op een stoel of bank gaan zitten is op de een of andere manier spontaan de meest moeilijke opgave aller tijden. Half beland je op de leuning, half op de bank zelf. Iets in je tas doen of eruithalen duurt ineens een uur omdat je ineens niet meer doorhebt hoe je ‘m open of dicht moet doen. Spontaan krijg je ook geen hap meer door je keel. Mocht die ene hap je keel bereiken, gaat kauwen spontaan heel onnatuurlijk en is er de grote angst dat er iets tussen je tanden blijft zitten. In je gedachten ben je terwijl je weer onzin aan het uitkramen bent al met je armen in de vloer aan het graaien om het gat in de grond te graven waarin je zo snel mogelijk in kunt verdwijnen.

Mee uitvragen? Dat heb ik uit mezelf in mijn gehele leven wel 3x gedurfd. Wat een drama! Alleen het proces ernaartoe al. Weten dat je een keuze hebt: of niet doen en de kans uit je handen laten glippen, of het wel doen en weten dat de mogelijkheid bestaat dat je keihard wordt afgewezen. Als je dan de beslissing hebt genomen is het de vraag, hoe pak je het aan? Hoe kwetsbaar wil je zijn? Je moet dan nog weer zo uitkijken met hoe je je bedoelingen formuleert. Je wilt namelijk ook niet TE enthousiast overkomen, maar ook weer niet alsof het antwoord je niet uitmaakt. Persoonlijk face-to-face vragen is voor mensen als mij geen optie, dus dan gebeurt het via een technisch medium. Uren nadenken over het formuleren van enkele regels. Je wilt niet te gewillig overkomen – mannen willen toch vaak jagen – maar je moet wel duidelijk maken dat er wel zeker een vorm van interesse is. Te ingewikkeld. Hoe laat je weten dat je heel veel interesse hebt zonder te zeggen dat je interesse hebt?! En dan is het nog het verkrijgen van een eerlijk antwoord. Niet iedereen durft namelijk eerlijk te zijn na zo’n verzoek. Sommige mensen zeggen dan ja, maar op het moment dat de afspraak gemaakt moet worden, laten ze spontaan niets meer van zich horen. Anderen komen nog wel opdagen, maar duidelijk met tegenzin. Nog weer anderen dringen zelf heel erg aan tot daten, zijn ook razend enthousiast, praten vol vreugde over date nummer drie en leggen je helemaal uit wat het plan is voor die avond… en beloven dan te bellen. Wat ze nooit doen. Zelf heb ik mijn lesje wel geleerd. Als ik de vraag voorgelegd krijg en niet elke vezel in mijn lichaam zegt “ja”, dan is het antwoord automatisch “nee”. Hoewel ik daar achteraf bij een of twee mensen die ik via het virtuele web heb leren kennen wel spijt van heb. Maar gedane zaken nemen geen keer.

Want daten? Dat is echt nog het allerlastigste van alles. Daten is stiekem eigenlijk helemaal niet leuk. Ten eerste die zenuwen van te voren. Nergens ben ik zooooo zenuwachtig voor als voor een date. Kots- en kotsmisselijk. Alle haren op mijn hoofd hebben spijt. Dan zo leuk mogelijk overkomen, ineens geen onzin uit proberen te kramen, fatsoenlijk kunnen eten, van de zenuwen niet je biertje of wijntje te snel achterover slaan, geen stomme verhalen vertellen, niet je zenuwen parten laten spelen… Uit eten gaan? Vreselijk. Ik krijg geen hap door mijn keel, ga veel te snel hakkelend praten en heb alleen maar het gevoel dat ik onzin loop te vertellen. Ergens een drankje doen? Dat gaat ietsje beter omdat er dan in elk geval iets van alcohol in mij gegoten wordt wat me losser maakt, maar dat hoeft natuurlijk ook niet per se een positief iets te zijn. Concerten zijn misschien nog wel het beste idee, maar of je elkaar daarvan nu beter leert kennen?

In de loop der tijd der tijd heb ik ergens besloten dat hele versier- en date-proces maar gewoon te laten voor wat het is. Ik was er klaar mee. Voor mij hoefde het niet meer. Al jaren grap ik dat ik maar met 40 katten in een hutje op de heide moet gaan leven als een catlady. Hoewel dat natuurlijk een grap is en ik inmiddels heb geleerd dat dierenartskosten te duur zouden zijn en ik het verlies van een van de veertig waarschijnlijk niet zou overleven, heb ik wel echt alle vertrouwen verloren in mijn eigen versiercapaciteiten.

Gelukkig heb ik echter lieve vrienden die erg begaan zijn met mijn liefdesleven. Zelfs als ik het er niet mee eens ben. Als ik dan ook maar een klein beetje laat doorschemeren dat ik een jongeman wel interessant genoeg vind om meer van te willen weten, krijg ik vandaag de dag opdrachten. Dingen die ik moet doen en zeggen. Natuurlijk ben ik eigenwijs en volg ik dan maar de helft op, vaak ook omdat ik voor die ene helft simpelweg het lef niet weet te vinden, maar toch heb ik het idee dat mijn versiercoaches wel verstandige dingen zeggen. Eigenlijk zouden ze met een camera over mijn schouder mee moeten kunnen kijken, mijn hartslagmeter moeten kunnen volgen voor het geval dat ik een potentiële kandidaat zie en me zo’n elektrische schok kunnen geven als ik de mist inga. Of dat ik een zender draag en ze me via een oortje kunnen opdragen wat te zeggen. Het zou dat versierproces zoveel makkelijker maken.

Bron: Sas’ Own Little World