Waarom we zo vaak verliefd worden op de verkeerde
(Welingelichte Kringen | Désirée du Roy) We zijn allemaal op zoek naar die ene grote allesoverheersende liefde, die soulmate voor het leven, die perfect bij ons past. Maar bestaat die wel en zoeken we dan wel goed? Nee, zegt schrijver en filosoof Alain de Botton. “We zijn veel perverser dan dat. Geschikte kandidaten – geduldige, begripvolle en betrouwbare gegadigden – wijzen we meestal juist af.”
Vertrouwdheid
“Vaak worden we in de armen gedreven van iemand die niet per se goed voor ons is, vallen we niet voor de ware, maar voor de verkeerde,” vertelt De Botton in het Belgische tijdschrift Humo. “Wat je aantrekt is namelijk het ‘gebrek’ van de ander – het feit dat iemand zich moeilijk kan hechten of zich juist enorm aan je vastklampt. Je kiest voor iemand z’n wond, voor de pijn die je herkent. We denken dat we in de liefde geluk zoeken, maar waar we in werkelijkheid op uit zijn, is vertrouwdheid.”
“We zoeken naar relaties die gevoelens oproepen die we goed kennen uit onze jeugd, uit de tijd dat er voor het eerst van ons gehouden werd. Meestal ging dat niet alleen om tedere en zorgzame gevoelens. Soms houden ouders wel van hun kind, maar zijn ze toch afstandelijk, strikt of vernederend.”
Iedereen is gek
Volgens De Botton zijn er maar weinig mensen die geen last hebben van dergelijke gevoelens. “Weet je wat mijn uitgever zei toen ik hem het manuscript van ‘Weg van liefde’ gaf? ‘Ik dacht dat alleen mijn vrouw en ik zo leefden.’ Ach, je zou verbaasd zijn mocht je weten wat geliefden elkaar allemaal aandoen, hoe bang iedereen is en hoe gek en losgeslagen ze daarom doen.”
Vermijders en klampers
De Botton verdeelt mensen grofweg in twee groepen. “Aan de ene kant heb je degenen die vermijdend zijn. Hun hoofdgedachte is: ‘Ik wil graag een hechte emotionele band, maar anderen stellen me zo vaak zonder reden teleur. Ik ben bang dat ik gekwetst word als ik iemand te dichtbij laat komen.’ Die mensen kunnen makkelijk alleen zijn.”
“De andere groep, de angstige, verlangen naar een heel intieme band en vinden dat anderen nooit de toenadering wensen waarop zij hadden gehoopt. Ze zijn constant bang dat zij de ander meer waarderen dan de ander hen. Ze klampen en vragen, terwijl de eerste groep zich terugtrekt. En het ironische is dat die twee uitersten zich tot elkaar aangetrokken voelen en zo meestal in een vreselijke vicieuze cirkel belanden: hoe meer de klamper klampt, hoe banger de vermijder wordt.”
Bron: Welingelichte Kringen